De zin en onzin van een roterend anti-coccidiose programma
Coccidiose is een groot probleem in de Nederlandse pluimveehouderij. De gevolgen van een coccidiosebesmetting kunnen groot zijn. Een lichte coccidiose-infectie kost gemiddeld vijf punten voederconversie8, weet Philippe Gelaude, technisch consultant pluimvee bij Elanco. “Preventie is key”, zegt hij. Wat kun je dan doen en wat is de zin en onzin van roteren?
“De Eimeria-parasiet, die coccidiose veroorzaakt, is overal aanwezig”, zegt Gelaude. “Met een sluitende preventieve aanpak hoef je geen geen grote problemen te ondervinden, maar deze parasiet kan in zeer korte tijd van één naar honderdduizenden nakomelingen evolueren. Voordat je het weet is je aanpak niet sluitend en loopt het uit de hand. Zo kan het voorkomen dat er ondanks een goede reiniging tussen rondes een hoge coccidiosedruk is.”
Voorkomen van coccidiosebesmetting
Wat moet je dan wel doen om een coccidiose-besmetting te voorkomen? Voorkomen begint bij goed stalmanagement. “Zorg voor een goed klimaat en goede ventilatie zodat het strooisel mooi droog is. Het belang daarvan is niet te onderschatten”, vindt Gelaude. “Maar ook het juiste voer is van groot belang. Zorg bij het inmengen van tarwe bijvoorbeeld dat dit niet hoger is dan de voorgeschreven hoeveelheid om verdunning van coccidiostatica te voorkomen. En stuur op algemene gezondheid van het kuiken om ook meer grip op coccidiose en dus darmgezondheid te krijgen. Ook dat is een belangrijke, adviseert hij. Om pluimveehouders daarmee te ondersteunen heeft Elanco met Health Tracking System (HTSi) een mooi hulpmiddel ontwikkeld om diepere inzichten in de darmgezondheid bij vleeskuikens te geven.
Negatieve gevolgen coccidiosebesmetting
Een coccidiosebesmetting heeft verscheidene negatieve gevolgen. Het beïnvloedt de nutriëntopname van het dier en kan voor darmschade zorgen. Darmschade leidt tot een verminderde vertering en dus minder opname van nutriënten. Daarnaast zal een deel van de nutriënten opgebruikt worden voor weefselherstel en blijft er dus minder over voor groei. Bovendien zet het de deur open voor clostridium-overgroei die bacteriële enteritis veroorzaakt. “Drukken we het in financiën uit dan komen we gemiddeld op een verlies van 10 cent per kuiken2,3. Met de hoge voerprijzen en de huidige marges kan een vleeskuikenhouder zich dat niet permitteren”, zegt Gelaude.
Fabels rondom roteren
Niet verwonderlijk dus dat pluimveehouders veel doen om een coccidiosebesmetting te voorkomen. Zo veranderen ze nog wel eens van anticox-programma via shuffelen of roteren. Bij shuffelen gaat het vaak om een onbewuste overstap op een ander coccidiostaticum tijdens de ronde. Roteren gaat over de rondes heen waarbij bijvoorbeeld een ionofoor wordt ingewisseld voor een chemische oplossing of andere preventieve strategie. Helaas stuit Gelaude hierbij wel eens op overtuigingen die niet helemaal kloppen. “Pluimveehouders roteren omdat ze denken dat er resistentie is opgetreden, omdat het goedkoper is, of omdat ze betere technische resultaten denken te behalen. Maar dat zijn fabels. Alles hangt af van de beginsituatie en het huidige cox-programma,” zegt Gelaude.
Vrees voor anticox-resistentie
Vrees voor resistentie is vaak een gevoel, weet Gelaude. Volgens hem is het bij resistentie van belang dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen chemische en ionofore coccidiostatica. “De verschillen zijn enorm. Bij chemische coccidiostatica gaat er inderdaad snel resistentie optreden door de hoge selectiedruk en hun relatief simpel werkingsmechanisme. Bij een relatief eenvoudige mutatie is het mogelijk dat er al resistentie optreedt. De vrees voor resistentieopbouw bij chemische coccidiostatica is terecht en dus ook de reden waarom dit niet meerdere opeenvolgende rondes wordt ingezet.”
Ionofore coccidiostatica
Bij ionofore coccidiostatica is dit volgens Gelaude een heel ander verhaal. “Ionoforen hebben een lagere selectiedruk en zijn veel complexer qua werking van het mechanisme. Daarom worden ionoforen al meer dan veertig jaar gebruikt zonder in te boeten op werkingskracht in het veld. Het roteren tussen ionoforen uit vrees voor resistentie heeft dus geen zin omdat dit in het veld niet tot uiting komt en anderzijds omdat zowel de werkzame stoffen monensin als salinomycine en narasin (Figuur 1) op dezelfde manier werken. Maar let wel: de werkingskracht is echter niet gelijk als je kijkt naar het behoud van darmgezondheid.”
Figuur 1. Meest voorkomende werkzame stoffen in chemische, ionofore en gepotentieerd ionofore coccidiostatica.
Kostprijs anticoxprogramma
Kijkend naar kostprijs geldt de tegeltjeswijsheid: goedkoop is uiteindelijk duurkoop, vindt Gelaude. Hij adviseert pluimveehouders vooral de focus te leggen op de potentie van het coccidiostaticum in het bestrijden van coccidiose. “Kijk naar hoe het dier op de behandeling reageert. Bepaal wat het meest optimaal is voor de darmgezondheid en het dier en maak een goede preventie-strategie, welke het best bij je bedrijf past. Weet dat het gebruik van monensin en salinomycine een remmende werking kan hebben op voeropname, en dat is niet het geval bij narasin4,5,6. Maar narasin heeft een betere beheersing van darmgezondheid een verbeterde voederconversie7 ten opzichte van monensin en salinomycine.”
Roteren is risico’s nemen
Roteren betekent dus risico’s nemen, vooral als een pluimveehouder wegroteert van een superieur programma. “Dit zorgt voor een instabiele situatie, waarbij er minder controle is over de coccidiose”, vindt Gelaude. Dit wordt ondersteund door onderstaande data waar niet alleen uit blijkt dat een stabiel narasin-programma leidt tot een gunstigere voederconversie, maar ook voor minder variatie tussen koppels (Figuur 2)1.
Figuur 2. Een stabiel narasin programma zorgt voor een gunstigere en stabielere voederconversie (Feed Conversion Rate; FCR) tussen koppels1.
“Het risico is dat pluimveehouders een volgende ronde met een hogere coccidiosedruk beginnen. Dat heeft een impact op de technische resultaten, die je in tijden van beperkte marges niet wenst. Een switch tussen een gepotentieerd ionofoor zoals Maxiban (met de werkzame stoffen narasin + nicarbazine) naar een enkelvoudig ionofoor zoals Monteban (narasin) tijdens de productieronde kan in principe zonder problemen. Al is mijn advies wel om de coccidiosepiek op basis van de historische gegevens af te wachten en de meest kritische periode te overbruggen met een gepotentieerd ionofoor alvorens over te schakelen naar een enkelvoudig ionofoor.”
Weet wat je doet
De belangrijkste boodschap van Gelaude richting vleeskuikenhouders, die willen veranderen van anti-coccidioseprogramma, is vooral de reden van de switch goed voor ogen te hebben. “Weet wat je doet. Kijk naar wat er gebeurt in je stal. Schakel het gevoel uit en maak een keuze op basis van wetenschappelijk onderzoek en een berekening van het rendement. Vervolgens is het beste advies om te kiezen voor een performant product. Oftewel, stel de vraag: wat levert de beste prestatie en het hoogste rendement op mijn bedrijf? Welke ionofoor brengt mijn kuikens de beste darmgezondheid? Als Elanco willen we daarin graag ondersteunen/adviseren en ik ben ervan overtuigd dat we er met Monteban en Maxiban de juiste producten voor hebben.”
- Elanco Data on File
- Williams, R. 1999. “A compartmentalized model for the estimation of the cost of coccidiosis to the world’s chicken production industry.” Int. Forum for Parasitology. 9(8):1209-1229
- Van der Sluis, W. 2000. “Clostridial enteritis is an often under-estimated problem.” World Poultry. 16(7):42-43
- Metzler, M. et al. 1987. “Effects of Monensin Feeding and Withdrawal Time on Growth and Carcass Composition in Broiler Chickens .” Poultry Sci. 66 .9. 1451-58
- Weppelman, R. et al. 1977. “Comparison of Anticoccidial Efficacy, Resistance and Tolerance of Narasin, Monensin and Lasalocid in Chicken Battery Trials .” Poultry Sci. 56 .5: 1550-59.
- Harms, R. and Buresh R. 1987. “Influence of Salinomycin on the Performance of Broiler Chicks .” Poultry Sci. 66: 51-54.
- Elanco Data on File
- Blake, D.P. et al. 2020. "Re-calculating the cost of coccidiosis in chickens"; Veterinary Research